De Duitse geschiedenis lijkt alleen maar uit breuken te bestaan, met de periode tussen 1933-1945 voorop. Maar de slagschaduw van het zwarte verleden is inmiddels minder bepalend, lichtere tinten zijn zichtbaar geworden. Duitsland is steeds meer een 'normaal' Europees land. Het deelt in de problemen van het continent, dat het net als vóór 1914 economisch domineert. Buurlanden vragen Duitsland meer leiding te tonen, maar hebben sinds het einde van het tijdperk-Merkel ook zorgen over zijn politieke en economische stabiliteit.
Dit boek laat zien dat de lange Duitse geschiedenis ook doorgaande lijnen kent. Duitsland als federale bondstaat sinds 1871 overleefde twee wereldoorlogen. De voorlopers van de belangrijkste politieke partijen van nu, CDU en SPD, waren al vóór 1914 cruciaal voor de parlementaire democratie. (Dis)continuïteit geldt ook voor de Duits-Nederlandse relaties, die eveneens worden besproken. Tot slot is er aandacht voor de (problematische) positie van het Duits in Nederland en de studie Nederlands in Duitsland.